SV | Toen zeide Saul tot het volk, dat bij hem was: Telt toch, en beziet, wie van ons weggegaan zijn. En zij telden, en ziet, Jonathan en zijn wapendrager waren daar niet. |
WLC | וַיֹּ֣אמֶר שָׁא֗וּל לָעָם֙ אֲשֶׁ֣ר אִתֹּ֔ו פִּקְדוּ־נָ֣א וּרְא֔וּ מִ֖י הָלַ֣ךְ מֵעִמָּ֑נוּ וַֽיִּפְקְד֔וּ וְהִנֵּ֛ה אֵ֥ין יֹונָתָ֖ן וְנֹשֵׂ֥א כֵלָֽיו׃ |
Trans. | wayyō’mer šā’ûl lā‘ām ’ăšer ’itwō piqəḏû-nā’ ûrə’û mî hālaḵə mē‘immānû wayyifəqəḏû wəhinnēh ’ên ywōnāṯān wənōśē’ ḵēlāyw: |
Toen zeide Saul tot het volk, dat bij hem was: Telt toch, en beziet, wie van ons weggegaan zijn. En zij telden, en ziet, Jonathan en zijn wapendrager waren daar niet.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide Saul tot het volk, dat bij hem was: Telt toch, en beziet, wie van ons weggegaan zijn. En zij telden, en ziet, Jonathan en zijn wapendrager waren daar niet.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!